BTW is een enorme bron van inkomsten voor de Nederlandse staat. Voor pensioenfondsen is die belasting een fikse kostenpost.
Pensioenfondsen die naast goede rendementen ook op de besparing van kosten letten, kunnen uiteindelijk voor hun deelnemers een regeling voordeliger uitvoeren. BTW is een kostenpost waarvan pensioenfondsen zich bewust kunnen zijn.
Systeem van BTW
Mr Ate van IJlzinga Veenstra (Clifford Chance) lichtte kort toe hoe het systeem van omzetbelasting werkt. Hij bedankte BTW-specialist Edwin van Kasteren voor de voorbereiding op deze sessie. Over het gebruik van goederen en diensten betalen eindgebruikers omzetbelasting. Een consument die een broek koopt, betaalt over de koopprijs van de broek omzetbelasting. Alle schakels die tussen de aanbieder van de dienst of het goed zitten en de eindgebruiker, betalen over die dienst of dat goed effectief geen omzetbelasting.
Pensioenfondsen zijn vrijgesteld van omzetbelasting. Dat betekent dat zij over de diensten die zij verlenen geen BTW in rekening hoeven te brengen bij de afnemers. Daarom betalen werknemers en werkgevers geen BTW over de pensioenpremie die zij aan een pensioenfonds betalen en daarom betalen gepensioneerden geen BTW over de pensioenuitkering die zij ontvangen.
De andere kant van de medaille is dat diensten die aan pensioenfondsen worden geleverd, zijn belast met BTW. Zo betalen pensioenfondsen BTW over de vergoedingen van externe deskundigen in het bestuur, beleggingscommissie of intern toezicht. En pensioenfondsen betalen BTW over de beheervergoedingen van vermogensbeheerders met wie individuele vermogensbeheermandaten zijn afgesproken (thans bedraagt het BTW-tarief daarover 21%).
Voordelen voor pensioenfondsen en vermogensbeheerders 
De vraag is of vermogensbeheerders en pensioenfondsen gezamenlijk aan producten en dienstverlening kunnen werken waarbij het BTW-nadeel voor pensioenfondsen wordt omgezet in voordelen voor pensioenfondsen en vermogensbeheerders.
Koepelvrijstelling (zie ook pagina’s 199 – 205 van Hoofdlijnen Pensioenfondsmanagement)
Pensioenfondsen kunnen (nog) gebruik maken van de koepelvrijstelling, waarbij sommige diensten wel (bijvoorbeeld administratie en ICT) en sommige diensten (bijvoorbeeld vermogensbeheer) aan pensioenfondsen niet worden belast met BTW. De koepelvrijstelling is er zodat activiteiten die het algemeen belang dienen, kunnen worden verricht vrij van omzetbelasting op voorwaarde dat die activiteiten niet al te concurrentieverstorend werken. Een voorbeeld is een aantal ziekenhuizen dat een een gezamenlijk inkoopkantoor heeft. Dat inkoopkantoor hoeft over sommige dienstverlening aan de ziekenhuizen binnen de koepel in dit voorbeeld geen BTW in rekening te brengen. Dit geldt ook (nog) voor pensioenfondsen. Het gaat om samenwerking tussen pensioenfondsen of tussen pensioenfonds en een uitvoeringsorganisatie. Over bepaalde diensten zoals vermogensbeheer binnen die samenwerking, geldt een vrijstelling van BTW.
De kabinetsplannen zijn om in het kader van bezuinigingen 100 miljoen euro aan BTW-opbrengsten te genereren door de koepelvrijstelling voor pensioenfondsen af te schaffen.
Mr Ate van IJlzinga Veenstra meent dat de afschaffing van de koepelvrijstelling wegens concurrentieverstoring geen gelopen race is. Er zijn argumenten aan te voeren dat een generieke afschaffing van de koepelvrijstelling indruist tegen Europees recht. Daarnaast spreekt de Nederlandse wet over enige concurrentieverstoring die wel toelaatbaar is zodat daarmee de koepelvrijstelling juist kan worden behouden.
De trend lijkt evenwel dat pensioenfondsen steeds meer DC-regelingen uitvoeren ten opzichte van DB-regelingen, steeds meer als een financiële instelling (beleggingsonderneming) wordt gezien en ook steeds meer als zodanig worden behandeld (juridisch, fiscaal en vanuit toezichtsoogpunt). In die verschuiving wordt de koepelvrijstelling steeds minder relevant, gelet op de uitspraak inzake ATP Pension Service. ( Hof van Justitie, 12 december 2013, C-464/12 ATP Pension Service )
Sinds de Europese uitspraak inzake het Deense ATP Pension Service is er discussie of het beheer van pensioenfondsen die defined contribution-regelingen uitvoeren onder de btw-vrijstelling voor collectief vermogensbeheer valt. Kort gezegd geldt een vrijstelling van BTW over geleverde diensten aan pensioenfondsen als:
	- Verschillende begunstigden gezamenlijk geld bijeen brengen om risico over een reeks effecten te spreiden; én
 
	- Begunstigden een onvoorwaardelijk recht hebben met betrekking tot hun belegging; én
 
	- Begunstigden zowel de kosten voor het fonds als het beleggingsrisico dragen. Dit is ook van toepassing als de werkgever voor de werknemer pensioenpremie stort.
 
Pensioenfondsen die een DC-regeling uitvoeren, voldoen aan deze eisen. Zij kunnen hun situatie voorleggen aan de Belastingdienst om te bezien of zij op basis van deze uitspraak vrijgesteld zijn van BTW over vermogensbeheerdiensten die aan hen worden geleverd.
Fiscale eenheid
Een andere mogelijkheid voor pensioenfondsen om een BTW-vrijstelling te behalen is door een fiscale eenheid voor de omzetbelasting aan te gaan. Denk hierbij aan de situatie waarbij een pensioenfonds voor (bijna) 100% eigenaar is van een uitvoeringsbedrijf. De diensten die het uitvoeringsbedrijf levert aan het pensioenfonds, zijn dan vrijgesteld van omzetbelasting.
 De oplossing: Collectief vermogensbeheer. Bespaar 21% over beheervergoedingen!
Vrijgesteld van BTW is dienstverlening uit hoofde van collectief vermogensbeheer. Als er sprake is van collectief vermogensbeher door externe vermogensbeheerders, dan hoeven die vermogensbeheerders over hun beheervergoeding geen 21 % BTW in rekening te brengen bij het pensioenfonds.
Als pensioenfondsen zouden samenwerken, kunnen zij een gezamenlijk vermogen laten beheren zodanig dat sprake is van een collectief. Pensioenfondsen die samenwerken, kunnen besloten fondsen voor gemene rekening vormen. Die fondsen sluiten vervolgens de overeenkomsten met de externe vermogensbeheerders zodat er geen BTW in rekening hoeft te worden gebracht over het beheer van dit gezamenlijke vermogen. Dit kan aanzienlijke kosten schelen.
Vermogensbeheerders kunnen wellicht hun externe mandaten als diensten of producten aanbieden in de vorm van een collectief, buiten de (genoteerde) beleggingsfondsen die zij al aanbieden. Het BTW-voordeel voor pensioenfondsen van 21% over de beheervergoeding kan dan bijvoorbeeld in een bepaalde verhouding worden gedeeld met de vermogensbeheerder om de kosten van het aanbieden van deze gespecialiseerde dienstverlening terug te verdienen. Het collectief moet zodanig zijn gestructureerd dat het buiten het bereik van de vennootschapsbelasting blijft.
Zowel pensioenfondsen als vermogensbeheerders die dit zouden aanbieden, hebben hier voordeel van en daarmee uiteindelijk de deelnemers en gepensioneerden van het pensioenfonds.
Miljoenen euro’s per jaar aan kostenbesparing
Het is voor pensioenfondsen zeer belangrijk om na te gaan hoeveel zij jaarlijks aan BTW betalen over de beheervergoedingen van de vermogensbeheerders die zij inhuren en over andere diensten die zij afnemen. Bij een pensioenfonds met bijvoorbeeld zeven miljard euro aan vermogen dat is uitbesteed aan verschillende vermogensbeheerders, kan het voordeel oplopen tot enige miljoenen euro’s per jaar.