De heer Weijgertze verbond “duurzame alternatieve beleggingen” met een duurzaam Financieel Toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen. Hij schetste de markomstandigheden waaronder pensioenfondsen hun langjarige verplichtingen financieren, mede uit te behalen rendement van beleggingen: lage rente, lage rendementen, vereisten op grond van wet- en regelgeving en maatschappelijke verwachtingen over pensioenfondsen en hun resultaten. Illiquide beleggingen worden ingezet om de verplichtingen van pensioenfondsen af te dekken.
In een omgeving van lage rente worden alternatieve beleggingen aantrekkelijker om in te beleggen omdat zij stabiele kasstromen over een langere periode opleveren. Voorbeelden zijn beleggingen in infrastructuur, onroerend goed zoals studentenhuisvesting en hypotheken.
Als binnen de illiquide belegging een kredietwaardige wederpartij de kasstromen oplevert voor pensioenfondsen, is het kredietrisico laag. Dat is een reden om de buffervereisten in het FTK aan te passen. Er wordt dan gekeken naar het specifieke risico van een illiquide belegging in plaats van een generiek risico toe te wijzen aan de categorie van illiquide beleggingen.
FTK kan aanknopen bij Solvency 2: ‘Qualifying investments’
De heer Weijgertze gaf als oplossingsrichting aan om aan te knopen bij het financieel raamwerk voor verzekeraars, Solvency 2, waarin wordt gesproken over “qualifying investments” die in aanmerking komen voor lagere buffervereisten.
Als er in het FTK meer specifiek wordt gekeken naar de risico’s van alternatieve beleggingen, wordt deze categorie interessanter voor pensioenfondsen als middel om risico’s te spreiden, rendement te maken of om verplichtingen mee te financieren.